Van samoerai tot tengu…
Shihan Roland Habersetzer’s quasi halve eeuw durende pelgrimstocht op
de Weg van karatedo.
Ter gelegenheid van zijn laatste “Ecole
des Cadres” (de jaarlijkse stage voor de leidinggevende personen in
zijn organisatie) ontmoette ik Shihan Habersetzer. De Shihan is één
van de karatepioniers in Frankrijk en in Europa en een internationale
referentie in de Oosterse gevechtskunsten. Hij lijnde zojuist het
kader af van zijn eigen “Weg van de Tengu”. Tijdens de stage die
plaats vond in september 2005, in de Elzas, werd tevens de 10de
verjaardag van het Tengu-instituut gevierd..
Wanneer een samoerai ronin wordt…
“Er komt een tijd dat men de gemaakte
levenskeuze dient te concretiseren. Het is een geluk (dat men het nog
kan doen), een recht (dat men betaalt met… zijn leeftijd) en een
plicht (om sporen na laten van een ervaring die anderen ten dienste
kan zijn). Mijn keuze en mijn mening was er steeds één van een
zuivere Budo. Om elke dag te trachten een zuivere gevechtskunst zonder
tussenweg te beleven. Er de ware zin van te ontdekken die verscholen
ligt achter de gewelddadige bewegingen. Ik denk nu dat de tijd rijp is
en dat ik op de juiste leeftijd ben gekomen om trachten uit te leggen
wat ik ontdekt heb. Het is ongetwijfeld maar een deel van DE waarheid,
maar het is het onderdeel waarbij ik halt heb gehouden en waarvan ik
het nuttig acht om het door te geven… Deze weg, mijn weg, heb ik
uiteindelijk Tengu-no-michi genoemd. Ik wou het duidelijk
onderscheiden van al de rest, aangezien het zo verschillend is van wat
er wordt beoefend onder het te vaak misbruikte label “karate”. En
ik zal de rest van mijn leven, de verantwoordelijkheid voor deze keuze
opnemen”.
Zo drukt Roland Habersetzer zich bij
het begin van het gesprek uit. We hoeven hem niet meer voor te stellen.
Zijn gevolgde weg en engagement zijn vooral gekend dankzij zijn uniek
oeuvre (vanaf 1969 publiceerde hij 70 boeken en een groot aantal
artikels). Bij hoeveel onder ons bracht hij niet op zekere dag de
drang teweeg om te ontdekken en te beoefenen? Hij is een figuur waar
je in de Budo-wereld niet omheen kan. Voor hij met karate aanving,
startte hij in 1957 met judo en nadien ju-jitsu. In 1961, op 19jarige
leeftijd, behaalde Roland Habersetzer zijn 1ste dan karate. Dit bij
Henry Pléé, in “Montagne St-Geneviève”, in de “Franse
federatie van het vrije boksen en karate” (lidmaatschapnummer 2778).
Mooi in de maat lopend, opende Roland Habersetzer in oktober 1962 de
eerste karateclub van de 6 departementen van Elzas-Lotharingen: de
karateafdeling van de Straatsburgse studentenclub. Het was dus reeds
sinds zijn studentenjaren dat hij onophoudelijk en vol strijdlust, vol
vuur en passie, onderwees. Hij vormde de eerste hogere graden van de
dojo uit de Elzas en Lotharingen. Hiernaast was hij tevens voltijds
lesgever geschiedenis en aardrijkskunde aan de middelbare school van
Obernai. Gedurende een tiental jaren was hij afgevaardigde van de
Elzas-Lotharingse karateafdeling van de “Franse federatie van judo
en gelijkgestelde disciplines”. Hij zette zich onophoudelijk in voor
het organiseren van stages en zelfs regionale kampioenschappen. Tot op
het ogenblik van de brutale bewustwording…
“Er was aan het einde van de jaren 60
die bewuste “Beker van Frankrijk” te Parijs. Eén van mijn
leerlingen werd er ernstig gekwetst. Na afloop van het gevecht was hij
letterlijk op de grond in elkaar geslagen en moest hij worden
afgevoerd met de ziekenwagen. De dader was een geëxciteerde jongeman
- een 1ste kyu waarvan ik de naam niet zal vermelden - die mij voor de
ogen van een duizendtal getuigen in Coubertin, in het gezicht spuwde
toen ik trachtte tussenbeide te komen. Als centrale scheidsrechter
diskwalificeerde ik hem onmiddellijk. Maar het ergste van heel deze
historie was dat deze jonge dwaas, diezelfde avond nog een nieuwe kans
kreeg om toch te kunnen deelnemen aan de finales. Ondertussen lag mijn
leerling gewond in het ziekenhuis.
In mijn archieven bevinden er zich nog een aantal gelijkaardige
verhalen… 35 jaar later is de herinnering aan het compleet
onverantwoord gedrag van een heel systeem nog steeds daar. Het was het
systeem in het welke en voor het welke ik vol passie had gestreden.
Nooit heb ik deze afwezigheid van ethiek in een omgeving die zich
voordoet als een “Budo”, kunnen vergeven. Walgend nam ik me voor,
me nooit nog ongestraft in mijn gezicht te laten spugen. Niet daar,
noch elders. In eerste instantie besloot ik mij onmiddellijk terug te
trekken uit heel de “officiële” scène. Ik was naïef geweest en
had me van bij het begin vergist. Ik was bedrogen door het kader
waarvan ik had gedacht er vooreerst de gevechtskunst in te kunnen
ontdekken en nadien beleven. Ik was de foute richting ingeslagen. Deze
wereld waarin het “sportieve doel” blijkbaar alles “heiligde”,
was niet de mijne. Ik was echter nog jong en “gebeten” genoeg, om
te trachten bepaalde zaken te veranderen. Maar toch wat “murm
geslagen” wachtte ik tot 1972… de “déclic”… mijn tweede
kans! Het was tijd. Van opgeven was er nooit sprake geweest. Ik
besloot eenvoudig om nog slechts mijn eigen verantwoordelijkheden op
te nemen en mijn leven niet meer te slijten met het opnemen van die
van de anderen”.
Onderwijzend in een toenemend aantal
landen - waar zijn eerste boeken hem reeds bekendheid hadden verschaft
- beklom Roland Habersetzer langzaam de ladder der graden. Eerst in de
fédératie, tot aan zijn 5de dan in 1978 (1). In werkelijkheid was
1972 het jaar van de grote ommekeer. Tijdens zijn eerste reis naar
Japan, werd hij versterkt in zijn idee van een authentiekere karatedo.
(In 1973 verleende Sensei Ogura Tsuneyoshi hem zijn 5de dan, met de
titel van Shihan. Sensei Ogura was zelf 10de dan, Kancho van Gembukan,
en was Gima Makoto’s leerling geweest. Sensei Gima kreeg op zijn
beurt als eerste de “zwarte gordel” toegekend door Funakoshi
Gichin…).
Na weloverwogen beraad besloot Sensei Habersetzer om definitief van
spoor te veranderen op gebied van beoefening en progressie. Dit vond
uitsluitend plaats binnen het Japanse kader en in de schoot van zijn
“Centre de Recherche Budo”. (Het CRB is een volledig
onafhankelijke internationale structuur en werd in 1974 opgericht.)
Het gebeurde in overleg met de grootste Japanse meesters die hij
regelmatig in Straatsburg uitnodigde, zoals Ogura Tsuneyoshi, Otsuka
Tadahiko, Matayoshi Shinpo, Toguchi Seikichi, en een aantal andere…
Of die hij ontmoette tijdens zijn reizen naar Japan, zoals o.a. Gima
Makoto, Otsuka Hironori, Higa Yuchoku, Yagi Meitoku, Uechi Kanei en
Nagamine Soshin. Op 25 april 1992, op de leeftijd van 50 jaar, nog
steeds in Gembukan (Menjo N° 997), werd hem de 8ste dan toegekend. In
het traditionele Japanse Menkyo-systeem is 50 jaar de minimumleeftijd
voor het toekennen van deze graad. Vandaag is hij tevens Soke (2) van
zijn eigen budostijl. Zijn “Weg van de Tengu” ligt in de lijn van
een klassieke ryu en is opgericht in navolging van de traditie. Na een
lange zoektocht naar het authentieke, werd in 1995 “Tengu-no-michi”
geïnitieerd. Deze weg is in de huidige “martiale” wereld perfect
geïntegreerd. Wat niet verwonderlijk is, na 48 jaar van progressie op
de budo-weg. Het is reeds een lange geschiedenis.
“Ik kan mij het ogenblik waarop mijn
Japanse meester Ogura Tsuneyoshi mij de 8Ste dan toekende, nog helder
voor de geest halen. (Ik kende Sensei Ogura reeds 20 jaar en hij had
aan mijn eerste lesgever, Henri Pléé, de 10de dan toegekend.) April
1992, het was een maand voor mijn 50ste verjaardag en ik had reeds 35
jaar budo-beoefening achter de rug. We bevonden ons in zijn dojo te
Kofu (Japan), van waaruit men een schitterend zicht had op de Berg
Fuji. Het was een grote eer en ik zal dat moment nooit vergeten: de
verrassing, de immense inwendige vreugde en de erkentelijkheid voor
zoveel vertrouwen. Maar ik wist ook dat dit ergens het einde was van
een weg die in zijn huidige, conventionele configuratie voor mij te
smal werd. Ik was van mening dat ik lang genoeg “samoerai” was
geweest, “diegene die dient”… Het dienen van een stijl, een
federatie, een school en een idee waarmee ik niet meer volledig,
altijd en overal kon instemmen (niet met wat er van dit idee in de
loop der tijd was geworden). Ik had mijn bekwaamheid bewezen en mijn
eigen idee begon langzaam maar zeker vaste vorm te krijgen. Ik had
mijn wapens gesmeed en besloot om slechts diegene over te houden die
de ronin (3) van dienst konden zijn. De ronin, die ik omwille van de
omstandigheden aan ‘t worden was, of die in elk geval reeds in mijn
hoofd bestond… De toekenning van deze hoge graad had een eindpunt
kunnen zijn. Ik heb het ervaren als een nieuw begin. Het einde dat ik
daar bereikt had was niet het einde van de weg die ik lang geleden had
gekozen. Het was slechts het einde van één van de mogelijke wegen
naar de bergtop die mij vanaf mijn adolescentie had aangetrokken. Ik
wist dat ik mij zou engageren in een weg die parallel liep aan de
eerste koers die ik, zonder mezelf vragen te stellen, lang had
aangehouden. En het laatste deel van de Weg zou ik alleen afleggen.
Enerzijds omdat ik me uiteindelijk klaar voelde deze confrontatie aan
te gaan en anderzijds – in overeenstemming met wat steeds door de
traditie werd onderwezen - omdat de tijd er rijp voor was. Het kon
niet anders zijn.”
Gedurende deze periode van eindeloze
budo-toewijding, schreef en illustreerde Sensei Habersetzer
historische en technische handboeken van grote waarde. Een omvangrijk
oeuvre dat hem bekendheid heeft verschaft in zowel de Franssprekende
als vele andere landen (waar hij vaak werd geplagieerd). Hij staat
gekend voor zijn pedagogisch talent, de betrouwbaarheid van zijn
werken, de kwaliteit van zijn onderzoek en zijn onveranderlijke
standpunten. Tijdens de realisatie van dit alles hield Sensei
Habersetzer steeds dezelfde koers aan en weigerde ook maar enige
toegeving met betrekking tot zijn standpunten. Dit leverde hem veel
tegenstand en problemen op, maar tevens veel respect, zelfs bij zijn
tegenstanders. Hij wil zijn passie dolgraag delen en de schatten die
vervat zijn in de gevechtskunsten – waarbij deze laatste worden
ervaren en doorgegeven als de boodschappers van een cultuur - tot
ieder’s beschikking stellen. Dit via zijn boeken maar ook via
honderden stages en conferenties over de hele wereld. Een
karate-missionaris… De Shihan levert een gepassioneerd gevecht en is
geobsedeerd door de martiale problematiek. Maar hij verstrekt steeds
vanuit het standpunt dat men met een defensieve ingesteldheid aan
wapenbeoefening doet: om het leven en de vrijheid te beschermen van
het individu die de verantwoordelijkheid van zijn gedrag opneemt. Wat
dus inhoudt dat hij wil terugkeren naar de originele betekenis van
Bu-do (of Wu-shu): “de lans stoppen” en “tussenbeide komen om
een einde te stellen aan het geweld”. Hij wil een bevestiging van de
morele zijde van de ware gevechtskunst - die veel verder reikt dan
zijn sportief afkooksel - en tevens van alles wat nodig is om deze
zijde van de gevechtskunsten te laten waarderen en overleven in de
huidige maatschappij.
Reeds 44 jaar draagt de Sensei een “zwarte gordel” en de
verantwoordelijkheid hiervan. (Hij is tevens expert in kobudo, wat hij
sinds 1973 parallel beoefent, en in tai-chi van de Yang-stijl.) 44
jaar om het voor zichzelf sprekende oeuvre uit te breiden. 44 jaar die
zonder veel tamtam en officiële steun werden geleid, tegen alles en
iedereen. 44 jaar met het onvermijdelijke verraad en het in de steek
gelaten worden, tot zelfs sabotagepogingen… Nu heeft Roland
Habersetzer besloten om zich enkel nog in te zetten voor zijn
persoonlijke voorstellen en doelen. Hij laat het spoor van een “ronin”
achter zich: niet gebonden aan een methode, vrij, geëngageerd, en
steeds bereid om deze vrijheid te verdedigen… Maar het resultaat is
er. Zijn impact wordt bevestigd door de honderden leerlingen die zich
binnen het kader van zijn CRB groeperen. Deze internationale groep,
van Canada tot Rusland, zorgt trouw voor het doorgeven van zijn passie.
Daarbij komen nog de tienduizenden anderen die karate-do beoefenen -
of beoefent hebben - met dat “bepaald idee” waarmee ze kennis
maakten via één of andere tekst, boek of stage. Het bilan is reeds
veelzeggend, het is een rechtvaardige beloning van een uitzonderlijke
inzet in de loop der tijd. Sensei Habersetzer onderwijst enkel nog in
het kader van stages en seminaries op hoog niveau, die voortaan vooral
toegespitst zijn op wat langzaam tot rijping kwam in de gedachten en
beoefening van deze “ronin”… Sinds de wending die zijn Weg in
1992 nam, raakte hij geboeid door het op punt stellen van een globaal
concept van zelfverdediging, meer conform aan de realiteit van de
huidige wereld. Dit vanaf de studie en vergelijkende beoefening van
verschillende gevechtsvormen met of zonder wapens. Een heel nieuw
onderzoeksdomein waarin hij een nieuwe route uitstippelt. Het is de
weg van een tegelijkertijd oude en nieuwe karatedo, waarin de
authentieke “snijdende krijger” zal terug gevonden worden, maar
dan in een breder educatief concept als antwoord op de uitdagingen van
onze tijd. Het is een uniek concept, dat Soke Habersetzer tenslotte de
naam “Tengu-no-michi” gaf, zodat men de door hem en zijn
leerlingen beoefende karate niet meer zou verwarren met elke
willekeurige vorm van karate: modern, sportief of ludiek.
De ontmoeting tussen een Ronin en een
Tengu…
Tengu-no-michi is een terugkeer naar de
martiale opvatting van het gevecht met de blote hand. Een terugkeer
naar een karate met een krijgsdimensie: een lemmet dat men tot in het
extreme slijpt en oppoetst, maar dat slechts ten dienste mag staan van…
niets… tenzij om zich eventueel te verdedigen, en om zich
onophoudelijk inwendig op te blinken. Een lemmet dat nooit naar de
tegenstander wordt getrokken om het ego te bevestigen… wel om de
tegenstander te ontraden aan te vallen. Dit is waar het bij budo
fundamenteel om draait!
“Eigenlijk was ik reeds voor april
1992 uitgebreid gestart de verrijking van mijn beoefening via andere
kanalen. Op het ogenblik dat mijn lezers dachten dat ik in mijn boeken
alles had behandeld; op het ogenblik dat ze dachten dat ik de rest van
mijn leven zou slijten met het uitvoeren van een aantal variante
vormen van oude kata, nam mijn parcours een zeer andere wending aan.
Ik wist dat wat ik voortaan wou beleven en vertellen, mijn leven er
niet gemakkelijker op zou maken. Het engagement weegt met de leeftijd,
de ontgoochelingen en de inspanning van het herbeginnen, steeds
zwaarder door. Maar het deed er allemaal weinig toe: de behoefte om de
ramen van de dojo open te gooien was te groot… Het leven is kort.
Het was tijd om het budo op mijn manier te beleven, wat trouwens door
elke traditie wordt gesuggereerd. Tijdens mijn internationale stages
had ik kennis gemaakt met een groot aantal beoefenaars die mij in hun
manier van doen verrasten… Ze waren doeltreffend en onverwacht, en
spoorden me aan om de “plat getrapte wegjes” van de klassieke
technieken te verlaten. Zo had ik reeds sinds jaren een betere kijk op
de “werkelijke” wereld. Ik zocht, vergeleek en dacht na, zonder
zaken uit te sluiten. Ik had er plezier in om te leren, te verifiëren,
toe te voegen, zaken weg te laten en te corrigeren”.
Sensei Habersetzer weigerde om zich te
laten opsluiten en dus begrenzen, in het keurslijf van een
traditionele school, omdat ze te vaak afwijken van de hedendaagse
realiteit.
Het was slechts een nieuwe impuls, tijdens de herfst van zijn leven,
in zijn passie die er steeds geweest was… het bewijs dat de Sensei
het traditionele onderwijs in zijn zuiverste betekenis en tot op het
einde, verder zette. Hij bleef trouw aan de vorm (wat betreft de
inhoud en het doel) en aan de zin voor het realisme (wat betreft de
technieken)… Tevens had hij - na de lange weg van bijna een halve
eeuw budo-beoefening - het recht om het te doen. De zaken waarin hij
gelooft, onderwijst hij nog steeds met dezelfde vurigheid van altijd.
“Kortom: op 50jarige leeftijd en met
vernieuwde passie, onderzocht ik de mogelijkheden om karatebewegingen
te combineren met bewegingen ontdekt in het… gevechtsschieten met
een handvuurwapen (een zeer realistische vorm van iai-jutsu!). Met het
schieten opende er zich een heel nieuwe wereld die zeer verenigbaar
was met wat ik reeds gedurende 35 jaar in de dojo beoefende en tijdens
mijn stages en via mijn boeken onderwees. Zo wordt mijn huidige
beoefening, op de leeftijd van 63, niet beperkt tot de herhaling van
klassieke kata, niettegenstaande deze oud en zeer interessant zijn”
Indien men over een krijgsprofiel beschikt… zal men in de “Tengu-beoefening”
trachten om zonder verwaandheid te evolueren in een toepassingsdomein
dat beantwoordt aan de werkelijke noden van de moderne maatschappij.
Het werd verrijkt met concepten afkomstig uit diezelfde hedendaagse
maatschappij. Concepten die ontstonden als antwoord op de nieuwe
vormen van geweld. In “de Weg van de Tengu” worden er nieuwe
middelen gebruikt die reeds in praktijk werden uitgetest, maar uit
andere bronnen afkomstig zijn dan de Japanse of Chinese maatschappij
van meer dan een eeuw geleden. Men leert er nieuwe benaderingswijzen
en gedragingen die tevens toepasbaar zijn in het dagelijkse leven, en
niet enkel in het beschermde kader van de dojo. Het gaat eigenlijk om
niets anders dan het verrijken van een martiale traditie zodat ze
levend en nuttig blijft. Dit is trouwens altijd de bedoeling van de
traditie geweest. Het doel van de krijgskunst, in zijn meest nobele
betekenis, is zichzelf in staat stellen om het geweld te stoppen.
Zowel de gewelddadigheid van zichzelf als van de anderen. Tijdens de
opleiding leert men te controleren, tot op het punt dat men kan
afstand doen van de nood tot confrontatie. En dit zonder afbreuk te
doen aan het realisme van de situatie, de bewegingen en de menselijke
intenties…
“Na al die tijd had ik er schoon
genoeg om te zien hoe men op hypocriete wijze en zeer zelfvoldaan
doorging met het beoefenen van deze zonder enige twijfel esthetische
bewegingen. Maar ze waren verouderd; geruststellend, maar niet
doeltreffend in de huidige wereld… De hypothetische aanvallen in de
zelfverdedigingmethodes waren nog de klassieke, conventionele. De
reacties waren volledig buiten proportie en niet goed te keuren -
zowel op ethisch als op wettelijk vlak – en soms zelfs ronduit
belachelijk door hun gebrek aan realisme. Door dit gedrag wordt men
kwetsbaarder ten opzichte van de werkelijkheid, tot genoegen van de
echte misdadigers… Ik had tevens genoeg van de spottende glimlach -
in ’t beste geval - van diegenen die zich groeperen onder de titel
van “professionals in de verdediging”… Ik was dat formatteren in
een “politiek correct” maar te gelimiteerd kader, beu. De
beoefenaars werden er in ’t slaap gewiegd in een comfortabel en
risicoloos conformisme, waar hen foute – en dus gevaarlijke -
zekerheden omtrent de doeltreffendheid werden verstrekt. Ik was het
beu om te moeten vaststellen dat vooral op niveau van de jeugd, er een
onverantwoord gebrek aan opvolging was. En de jeugd vormde 90% van het
ledenaantal van de sportieve federaties. Niemand bekommerde er zich om,
om hen in de juiste positie te plaatsen zodat ze in staat zouden zijn
om werkelijk te begrijpen wat een gevechtskunst hen in hun leven kan
bijbrengen. Gedaan met het aanleren en oefenen van willekeurige
bewegingen in functie van een wedstrijd of demonstratie, juist om het
ego te flatteren, om ma en pa te plezieren, of om een beker voor de
club te winnen. Ik had genoeg van al deze hypocriete toestanden,
uitvluchten en bedrog in een milieu dat uitgerekend beweerde martiaal
te zijn… Die wereld is niet meer mijn wereld. Het was om aan te
tonen dat ik er werkelijk niets meer mee te maken had, dat ik nog
verder ging in de uiteenzetting van mijn tegengestelde visie. Toen
mijn idee vaste vorm had aangenomen, richtte ik het Tengu Instituut
op. De geest van het Tengu Instituut gaat lijnrecht in tegen de
hedendaagse trend en volgt niet de normale gang van zaken. Jammer
indien deze verankering in de werkelijkheid voor sommigen storend
blijkt te zijn en voor velen een sociaal onaanvaardbare doelstelling
blijkt te hebben…”.
Het Tengu Instituut is een onderdeel
van het “Centre de Recherche Budo” (CRB) dat reeds in 1974 door
Sensei Habersetzer werd opgericht. Het schept ruimte voor een
ontwikkeling die zich niet beperkt tot de dojo. De Sensei wil er in
vrijheid experimenteren en een nieuwe waaier van technieken
ontwikkelen die complementaire zijn aan, maar verschillend van, deze
uit de zogenaamde “traditionele” gevechtskunsten.
“De kennis die ik heb opgedaan in
verschillende – maar in mijn ogen zeer complementaire – domeinen,
wordt gecentraliseerd in het Tengu Instituut. Ik volg er nieuwe,
doelgerichte werkpistes ten einde een synthese te realiseren op basis
van een parallel lopende denk- en experimentele richting. Het
resultaat is een nieuwe benadering van de zelfverdediging met de blote
hand, die ik doeltreffender acht. Ze is gebaseerd op klassieke
karatetechnieken, maar de bunkai is aangepast aan onze tijd. En er
wordt specifiek de nadruk gelegd op het in eer herstellen van het
mentale aspect. Mijn onderwijs is gebaseerd op een ingesteldheid van
controle en niet-gewelddadigheid, waardoor het volledig in
overeenstemming is met de geest van een traditionele gevechtskunst.
Dit in tegenstelling tot sommige vormen van zelfverdediging waarin
extreme reacties worden aangeleerd, wat ik ten zeerste betreur. Het
gaat hier niet om nieuwe technieken maar wel om een nieuwe “gebruikswijze”
van de voor 95% klassieke technieken. Als ik dit parcours de “Weg
van de Tengu” (Tengu-no-michi) noem, dan moet er wel een verwijzing
naar de traditie in vervat zijn… Ik ben de leeftijd voorbij om zo
verwaand te zijn het mijn eigen naam te geven. Het ligt voor de hand
dat ik naar de bron terugkeerde. (4) En trouwens, nu durf ik er voor
uit komen dat de oriëntatie van mijn karateonderwijs reeds lange tijd
voortkomt uit mijn eigen onderzoek (ook in mijn “Karaté pour
Ceintures Noires” verschenen in… 1973!), maar ik durfde het niet
te zeggen. Het was eerlijk en ook hoogtijd om voor dit alles een
definitief kader te scheppen. Ik was eindelijk klaar om er de
verantwoordelijkheid voor te dragen. Mijn visie – zowel martiaal als
moreel - van “Tengu-no-Michi” berust op een specifieke
levensfilosofie die ook buiten de dojo moet toegepast worden. Het doel
van de gevechtkunst is om het individu verantwoordelijkheid bij te
brengen. Verantwoordelijkheid in de zin van het beschermen en
respecteren van zijn medemens door een onderscheid te maken tussen wat
“juist” en “fout” is. Daarentegen is een gevechtsport –
welke vaak naar voor komen in de media - slechts het rechtvaardigen
van vechten en geweld. Het is er voor de bevestiging van het ego en
dus destructief voor het individu, zelfs voor diegene die denkt te
winnen! Bij het beoefenen van een gevechtskunst, zit de vijand
inwendig. Bij een competitiesport die origineel “martiaal” was,
bevindt de vijand zich aan de buitenzijde. Deze sportieve opvatting
staat loodrecht op de ingesteldheid van het martiaal onderwijs! Het is
zo evident! En vertel me vooral niet dat het noodzakelijk is om aan
competitie te doen als men jong is, om vervolgens te kunnen overgaan
naar een gevechtskunst (of anders gezegd, indien men niet meer in
staat is om iets anders te doen…??!!). Natuurlijk mag iedereen voor
zichzelf uitmaken welke vorm hij beoefent, maar men moet stoppen met
de zaken zo lichtzinnig door elkaar te gooien en deze dubbelzinnigheid
in de dojo te laten rondslingeren.”
En waarom dan “Tengu”? Een kleine
opfrissing: Tengu zijn mythologische wezens uit het oude Japan. Deze
half-mens half-vogel leefde in de eenzaamheid van de bergen. In het
midden van de Japanse Middeleeuwen waren ze het onderwerp van vele
fabels waarin ze bekend stonden om hun kennis van de gevechtskunsten,
die ze soms met de mensen deelden. Voor de verdwaalde reiziger of
waaghals die de tengu op een bosweg ontmoette, was hij de nachtmerrie
of de laatste redding. De avonturier die plotseling de tengu’s
spottende lach onder het gebladerte hoorde weerklinken, wist dat het
uur der waarheid nabij was. De kleur van de reiziger’s ziel bepaalde
of de tengu vreselijk en meedogenloos reageerde, of vol goedheid. De
tengu bezat, naast vele andere karakteristieken, het vermogen om een
onderscheid te maken tussen juist en fout, tussen het Goede en het
Kwade…
“Met deze “Tengu-oriëntatie”
tracht ik dichter bij de authentieke beoefening te komen. De
beoefening waarvan ik dacht ze van bij het begin gevolgd te hebben.
Zij was de reden dat ik voor het eerst een voet in een dojo had gezet.
En het was hiervan dat de oude meesters mij hadden doen dromen… Nu
“stof” ik in zekere zin zowel de techniek als de geest af. Dit
gebeurt in grote eerlijkheid en zonder zelfingenomenheid, niet met de
grote organisaties en niet met mezelf. “Niet vechten, niet ondergaan”
vat mijn Weg van de Tengu in één lijn samen, en het zegt genoeg over
zijn oriëntatie. Voor mij is het niet belangrijk om te weten of ik al
dan niet gelijk heb, ik voel mij gewoonweg goed op deze route, met dat
doel voor ogen. Nog beter dan vroeger. En ik ken het geluk om met vele
mensen te kunnen samenwerken die denken dat deze weg hen brengt wat ze
in een dojo zoeken. Ik denk dat de “Weg van de Tengu” een
shin-budo is, een nieuwe budo; zoals er nog andere nieuwe vormen
zullen ontstaan in de loop der tijd, met specifieke karakteristieken,
eigen aan hun oprichters. Dit zou een goede zaak zijn, want het is een
uiting van de levendigheid van het begrip “gevechtskunst”.”Tengu”
is de uiting van mijn eigen martiale kennis en ervaring. Het is mijn
kleine bijdrage in het onderhouden van de impuls die noodzakelijk is
voor de overleving van de gevechtskunsten. We hebben het hier
vanzelfsprekend niet over het domein van de sport of het ludieke. Wat
mezelf betreft, heb ik me er nooit bevonden. Dat heeft zich steeds
duidelijk geuit via mijn woorden en teksten. En ik ben niet iemand die
met de tijd van gedachten veranderd. Het is niet mijn fout dat de
grote meerderheid van mijn honderdduizenden lezers (ja, ik weet dat
dit bepaalde personen verveelt, en het feit dat ik er na al die jaren
nog steeds ben, kan voor sommigen zeer irriterend zijn…) uit mijn
werken enkel technieken hebben ontleend. En dat ze zich niet de moeite
hebben getroost om op correcte wijze te lezen wat ik van bij het begin
heb gezegd over de geest… Dat de geest achter de techniek het
belangrijkste is: zonder een goede mentale ingesteldheid is een
techniek ondoeltreffend. Ofwel zijn ze ’t sindsdien vergeten. Ofwel
zeggen ze ‘t, maar doen ze ’t niet… Ik heb besloten om nog
slechts mijn eigen klein territorium te beschermen, in het kader van
mijn kleine onafhankelijke vereniging. (Maar… vroeger bestond er ook
niets anders dan kleine onafhankelijke dojo met hun Sensei. De dojo
was al dan niet bekend in zijn genomen richting, maar hij was in elk
geval nog niet gestandaardiseerd door domme reglementen waardoor de
rijkdom van het verschil verloren ging. En te zeggen dat we nu dromen
van tijden als toen, elke keer het onderwerp van de “oude meesters”
wordt aangesneden.) Ieder zijn domein. Dat het publiek kiest indien
het nog kan… maar dat men het deze vrijheid gunt. Ik stel me geen
vragen meer bij wat er van de “martiale beweging” in de wereld is
geworden, en wat het zal worden, want ’t is nog niet afgelopen. Ik
voel er me absoluut niet bij betrokken… Ik heb niet hetzelfde gevoel,
ik beoefen niet hetzelfde, heb nooit hetzelfde beoefend, en onderwijs
vast en zeker niet hetzelfde. Ik weet dat er duizenden anderen zijn,
onder de welke een aantal echte “anciens”, die hetzelfde denken
als ik en op de achtergrond weigeren om omtrent hun beoefening
oogkleppen op te zetten. Maar wat mezelf betreft: ik zeg het hier
opnieuw. Mijn positie was nooit dubbelzinnig. Kan ik het nog
duidelijker zeggen?”.
Het wordt met kracht uitgesproken…
Het is Sensei Habersetzer’s wens om, binnen het kader van de
hedendaagse maatschappij, de beoefening van karatedo opnieuw nuttig te
maken. Omdat de dojo, en de evolutie die ze geacht worden te volgen,
geloofwaardig zouden blijven, heeft hij zijn eigen stijl ontwikkeld.
De Shotokan-stijl blijft de basis van deze gevechtsbewegingen, die
echter evolueren in functie van een context die niets te maken heeft
met de noden en de logica van een sportieve evolutie. De Sensei
realiseert dit na reeds een lange weg te hebben afgelegd in de
traditionele en klassieke beoefening. Na tevens een grote persoonlijke
investering tijdens het contact met de grootste gevechtsexperts,
waardoor hij vaardigheden aanleerde die in de traditionele dojo niet
bestonden. En dit terwijl hij op een leeftijd was gekomen, waarop hij
vanuit zijn luie zetel kon wachten op erkenning en
onderscheidingstekens en waarop hij zich kon beperken tot een
onderdeel waarin hij niet veel meer te bewijzen had.
“Ik heb geleerd en zal nooit ophouden
te leren. Zelfs op de leeftijd van 55 jaar werd ik geconfronteerd met
uitdagingen waarvan ik dacht dat ze binnen een dojo niet bestonden. Ik
ondervond tevens buiten een dojo wat “overlevingsstress” was. De
vijandelijke milieus, die niets gemeen hadden met het comfort van een
dojo, deden het me zeer warm en koud krijgen (zowel omwille van de
stress als het klimaat). Mijn “budo-zekerheden”, die ik als oude
rot in het vak had verworven, werden er aan ’t wankelen gebracht. Ik
nam deel aan trainingen die echt niet voor mijn leeftijd bestemd waren.
Ik voelde een grote bescheidenheid tegenover een aantal personen die
zichzelf niet de titel van “meester” gaven, maar het in hun domein
wel waren. Ik heb geleerd en nog meer geleerd en het geïntegreerd in
mijn eigen weg. Ik kende het zeldzaam plezier van nog eens leerling te
zijn! En bovendien had ik de indruk “buiten de doos” te denken,
niet meer zo kortzichtig te zijn, en dat ik niet meer moest wachten
tot wanneer er in mijn plaats werd beslist wat het beste was voor mij!”.
Het eindresultaat is de “Tengu”-oriëntatie.
Naar zijn gewoonte wou Shihan Habersetzer zijn concept dadelijk
openbaar maken en delen. Op zijn “Weg van de Tengu” wordt er
gekozen voor een nieuwe doelstelling. Men wil er zich een
ingesteldheid (inwendig) en een gedrag (uitwendig) eigen maken,
waarbij het verwerven van een techniek slechts een middel mag zijn en
geen einde. Via “Tengu-no-michi” kan de hedendaagse martiale
problematiek benaderd worden. Om die reden eist ze de benaming op van
een authentieke martiale “vorming”, in zijn meeste nobele zin van
de term. De bedoeling ervan is om op een aanvaardbare wijze
niet-gewelddadig - maar ook niet laf; wat een fundamenteel verschil is
- te zijn.
“We hebben allemaal, en de jeugd in
het bijzonder, nood aan onze aanknopingspunten. Dit zou de eerste zorg
moeten zijn van de budo-opvoeders. Ik zeg duidelijk “opvoeders” en
niet “trainers”. We moeten van onze leerlingen, die ons vertrouwen,
geen sterren maken, noch kampioenen of ééndagshelden. Onze
verantwoordelijkheid als Sensei - “zij die voor gaan” - is om hen,
met alles wat in onze mogelijkheden ligt, te leren om mannen en
vrouwen van deze tijd te zijn. Zodat zij op hun beurt de waarden
kunnen doorgeven die òns reeds vanuit het verleden werden doorgegeven.
Men kan zich op een groot aantal van deze waarden inspireren om zijn
levensfilosofie te wijzigen. Men kan leren om minder jachtig en
oppervlakkig te leven en zo een halt toe te roepen aan de sociale
destabilisering. Dit zijn de zaken waar men moet over “filosoferen”
bij het beoefenen van een budo. Sinds het begin van mijn kort parcours
heb ik het over de “essentie” van budo, niet over wat de sport
ervan overliet noch over de dwaze tendens om zich tevreden te stellen
met het oppervlakkige en virtuele… Aan iedereen om te weten wat hij
uit zijn beoefening wil halen (en kan halen)… Ik wil er gewoon op
wijzen dat men de keuze nog kàn maken en dat men ze perfect als vrije
man of vrouw kan beleven. Men hoeft niet beperkt te worden door een
zogenaamde onbuigzame traditie, dit is slechts een uitvlucht…
Weigeren te evolueren is een belediging aan de nagedachtenis van de
oude meesters die ons op deze weg plaatsten. Men kan de keuze maken om
deze vrijheid niet te grijpen (want ze wel nemen, vraagt inspanning)
maar dan moet men zich definitief tevreden stellen met het resultaat
van deze keuze; zowel in als uit de dojo. En sneller dan men denkt…
Wat mij betreft, ligt het laatste stukje weg recht voor mij… Ik ben
eraan begonnen door me het anonieme Japans gezegde eigen te maken: “Bied
hoofd aan de natuur en de mensen, en leer” en door mijn pelgrimsstok
stevig vast te houden.”
De voornemens van de Shihan zullen
diegenen die hem reeds vele jaren op zijn weg vergezellen, zeker niet
verbazen. Zijn onwrikbare ingesteldheid en positie bleef gedurende een
bijna halve eeuw van beoefening en onderwijs, conform aan zijn
overtuigingen van het eerste uur! “Bun-bu-ichi”: “Literaire- en
gevechtskunsten vormen een eenheid”… Indien men zich realiseert in
welke domeinen de Soke van “Tengu-no-michi” zich allemaal heeft
geëngageerd, beseft men goed dat hij elke dag een beetje meer de
omtrekken van een weg verduidelijkt en illustreert; de weg van een
vroegere Bushi. Een weg die dient om een ingesteldheid en gedrag aan
te leren om in staat te zijn “met de zaken des levens” te kunnen
omgaan… De ware kennis van de sabel is een levensles, veel meer dan
bewegingen om te doden.
Shihan Habersetzer schreef ergens dat de Weg van Budo tijdloos is en
levend, van boven naar beneden, van gisteren naar morgen; en dat ze
dat moet blijven. Zijn “Tengu” concept is het ontegensprekelijk
bewijs dat hij deel uit maakt van de personen die de budo wil laten
leven en doorgeven. Het doel van de pioniersevolutie van Soke
Habersetzer is duidelijk. Zich boven de modefenomenen stellend, bleef
hij steeds trouw aan zijn initiële keuzes. Dit is wat “tot het
bitter einde volhouden” wil zeggen… “Leren kent nooit een einde”
is een mooie martiale spreuk waarvan hij een duidelijk voorbeeld is.
Wanneer verschijnt trouwens het volgende boek? Roland Habersetzer
twijfelt een beetje, glimlacht, en keert - deze keer zonder te
antwoorden - terug naar zijn zwarte gordels die hier samen zijn voor
“Ecole des Cadres” van het “CRB-Tengu”. Hij legt uit,
demonstreert, voert de daad bij het woord, steeds opnieuw, met deze
passie waarvan hij zeker nog geen genoeg heeft.
(1) In zijn archieven bewaart hij een
document van het bestuur van de FFKAMA. Het is gedateerd op 23.10.78
en ondertekend door de voorzitter J.Delcourt. In deze brief wordt zijn
benoeming tot 5de dan bevestigd, vanaf 29 september… 1978, dus bijna
30 jaar geleden! Een misschien nuttige, maar niet meer actuele
verklaring: de Japanse term “dan” kreeg van de sportieve federatie
in Frankrijk een kwaliteitslabel, en werd zo – omwille van een
Franse wet – door hen “ingepalmd”. Daarom keerde de progressie
die door Soke Habersetzer wordt onderwezen, terug naar de
Menkyo-traditie. De vordering op de weg wordt uitgedrukt in titels (Renshi,
Kyoshi, Hanshi) en niet in “dan”-graden. Zo is hij in regel met de
wet, maar tevens trouw aan een ethiek die hij altijd heeft gevolgd.
(2) Soke: grondlegger van een school.
(3) Ronin: Samoerai die geen meester meer had om te dienen.
(4) Zie de nummers 32, 33 en 34 van het tijdschrift “Ceinture Noire”
voor een technische illustratie van het concept “Tengu”.
(Magazine
« Dragon » N° 12, 2005, vrij uit het Frans vertaald door
Ria Rondenbosch)
|